Home > Over ons > Blogs > Terminaal ziek maar gelukkig.

Terminaal ziek maar gelukkig.

In mijn blogs bespreek ik dingen die mij bezighouden en/of opvallen. Dit artikel van Eelco, gepubliceerd door zondagintervieuw@rtl.nl op 1 januari 2023, vind ik opmerkelijk omdat hij op een positieve wijze kan kijken naar zijn eigen dood: terminaal ziek maar gaat heel gelukkig 2023 in, ook al is hij nog zo jong, 61 jaar.

Lees hier zijn verhaal.

Het verhaal van Eelco,

Met ongeneeslijke nierkanker en uitzaaiingen in zijn longen, kan 2023 zomaar het jaar zijn dat Eelco Meuleman (61) gaat sterven. Verdrietig maakt dat vooruitzicht hem niet. Na het horen van de diagnose – die hem wel héél even van zijn sokken blies – werd hij al in de tram naar huis op een vrolijke manier overmand door een onverwacht gevoel. “Hè hè, het is eindig. Ik heb een gelukkig leven gehad. Het is ook wel mooi geweest.”

“Laat me je jas aannemen”, zegt Eelco hoffelijk, nadat hij de deur van zijn luxueuze appartement op de 18de verdieping van een zo-goed-als-nieuwe woontoren in Amsterdam-Noord heeft opengedaan. Hij woont er pas een jaar.

Adembenemend

Een okergeel, meterslang vloerkleed dirigeert bezoekers als vanzelf richting een enorm raam, over de volledige hoogte en breedte van de woonkamer. Achter het glas wacht een adembenemend stadsgezicht. Een school, een cafeetje, werklui. In de verte woon- en kantoortorens tot de hemel.

Onder een stralend blauwe vrieslucht schittert het water van het IJ. Een enorm cruiseschip is aan de kade aangemeerd.

“Het voelt hierboven altijd alsof ik alles onder controle heb.” 

Eelco loopt de open keuken in, om terug te komen met een bordje met een croissant en een chocolademuffin. “Kijk maar of je ergens trek in hebt.” Dan gaat hij zitten en vertelt.

Doodvonnis

Over hoe in een fractie van een seconde al het bloed uit z’n hoofd wegtrok, toen op 10 januari vorig jaar zijn arts in het ziekenhuis de woorden sprak: “Ik heb heel erg slecht nieuws.”

Dat er een plekje op z’n nier zat, dat wist Eelco voor het gesprek al. Maar de kanker bleek veel verder opgemarcheerd, zo zijn longen in. “Dit is mijn doodvonnis, dacht ik. Dat wás het ook. Ik werd zelfs een beetje onwel. Van het ene op het andere moment veranderde ik daar in een ongeneeslijk zieke kankerpatiënt.”

” Wat fijn, nu hoef ik niks meer, dacht ik.” 

In zak en as zitten – in elk geval een tijdje – zou geen gekke reactie zijn geweest. Maar het gebeurde niet. Integendeel: “Allerlei zorgen vielen in de tram naar huis als een deken van me af.”

Te pletter

Eelco legt uit: “Ik dacht eerder weleens, nu heb ik een prachtig appartement betrokken, maar zou het niet toch leuker zijn als ik een vriend had, een partner om mee samen te wonen? En kan ik hier eigenlijk überhaupt wel blijven wonen na mijn pensioen, kan ik dat betalen?”

Over dat pensioen gesproken: “Ik ben al jarenlang chef nieuws bij de Volkskrant. De allermooiste baan die er is. Maar ook een heel drukke. Ik werkte altijd van donderdag tot en met dinsdag. Elk weekend dus. En dan werkte ik mezelf ook echt te pletter. Hou ik dat nog acht jaar vol, vroeg ik mezelf soms af.”

Zijn oncoloog vertelde hem in een volgend gesprek dat mensen in zijn toestand gemiddeld nog zeventien maanden leven. “Een mooie overzichtelijke stip op de horizon, vond ik dat.”

Later ging die voorspelling weer van de baan, omdat de chemokuren heel goed aansloegen. Weg stip. Elke drie maanden werd vervolgens een CT-scan gemaakt, om te kijken hoe de kanker zich gedroeg. “Dat vond ik wél vervelend, steeds dat salomonsoordeel.”

In de week voor kerst was het weer zover: “De tumoren in mijn longen zijn gegroeid en er is er eentje bijgekomen.” 

Eelco wil geen enkele behandeling meer, niets om extra tijd te kopen. “Er is nu geen reden meer voor nieuwe scans. Dat hoeft dus niet meer. Goed nieuws dus.”

Schuldgevoel

Vóór Diagnosedag voelde hij zich altijd schuldig richting zijn collega’s en werkgever, als hij op vakantie ging of ziek was. “Vervangers vinden in het weekend is gewoon heel lastig. Maar wie kanker heeft, hoeft zich niet schuldig te voelen.”

Hij vervolgt: “Ik heb vanaf mijn achttiende in de media gewerkt, met heel veel plezier en inzet. Maar ook veel druk, veel stress. Wat fijn, nu hoef ik niks meer, dacht ik.”

Er kwam een heel ander leven voor in de plaats. Met twaalf zware chemokuren, waar hij heus wel last van had ja. En nog steeds: “Ik heb zenuwpijn aan m’n handen en voeten, heb mijn smaak nog niet terug. Ik was al bijna doof aan één oor, dat is nog erger geworden. Allemaal niet heel erg, hoor. Maar samen best wel veel.”

Maar klagen doet hij niet. Hij ondergaat het kankerpatiëntenbestaan met ‘journalistieke nieuwsgierigheid’, zoals hij het zelf noemt. “Ik had nog nooit in een ziekenhuis gelegen. Tijdens de chemo’s moest ik steeds een nacht blijven. Ik vond dat wel spannend allemaal. Ik onderging het vrolijk.”

Betere vriend

Naast patiënt is Eelco misschien ook wel een betere vriend geworden. “Ik heb een clubje van negen vrienden. Maar ik was nooit beschikbaar voor ze. Etentjes waren altijd in het weekend, dan was ik aan het werk. En dat verviel nu. “

Hij nodigde ook een aantal oude vrienden uit, in z’n stijlvol ingerichte appartement op 18 hoog. Mensen met wie hij ooit iets deelde, maar met wie het contact was verwaterd. “Dat waren allemaal heel leuke gesprekken, ook al vrolijk.”

Al moest er soms wel een wat zwaardere noot gekraakt worden: “Ik heb in het verleden weleens de neiging gehad mensen zomaar te laten vallen, vind ik. Dat heb ik wel benoemd tijdens die bezoekjes. Maar die vrienden gaven aan dat helemaal niet zo te zien.” Ook weer opgelost.

“Als je voor je moeder moet zorgen, in plaats van zij voor jou, dan word je vroeg volwassen.” 

Omdat de moeiteloze berusting in zijn lot hem ergens ook wel wat bevreemdde, besloot hij het gevoel verder te onderzoeken. Hij schreef er een boek over met de titel: Het leven van een vrolijke kankerpatiënt.

Hij werkte er vooral ’s nachts aan: “Ik kon toch niet goed slapen. Dat komt door de Dexamethason die ik tijdens de chemo’s kreeg, een medicijn waar je heel hyper van wordt.”

Lege jeneverflessen

In die nachtelijke uren reisde hij al schrijvend terug in de tijd. Naar zijn vroege jeugd, die ‘niet zo leuk was’. Zijn ouders waren niet gelukkig met elkaar.

Eelco schetst een decor van lege jeneverflessen. En in dat decor een chronisch dronken moeder. “Als je voor je moeder moet zorgen, in plaats van zij voor jou, dan word je vroeg volwassen.”

Als tiener van een jaar of 14, 15 stortte hij zichzelf al volop in het homo-uitgaansleven. Compleet met veel drank, drugs en oudere mannen. “Ik was toen al overal heel nieuwsgierig naar. Ik heb echt genoten van die periode. Maar achteraf denk ik wel: consensual seks hebben met al die oudere mannen, daar was ik nog veel te jong voor.”

Twee levens

De start van zijn carrière als journalist – op z’n achttiende al – betekende niet meteen het einde aan het ruige bestaan. “Ik had twee levens naast elkaar. Work hard, play hard. Ergens rond mijn dertigste kwam denk ik het besef: of je gaat door met feesten, of je gaat door met werken en je maakt er iets van.” Hij koos het laatste. Waar het hem lukte jarenlang toegewijd te blijven aan de journalistiek en zijn collega’s – “Dat zijn zulke fijne mensen, met zoveel humor” – lukte datzelfde hem in de liefde niet. Er kwamen en gingen veel mannen, maar een partner voor het leven kwam er nooit.

Snel uitgekeken

“Dat vind ik soms jammer, dat ik niet langer een relatie heb kunnen onderhouden. Dat er altijd onrust was, ik te snel weer uitgekeken raakte.” Hij ging er ooit voor naar een psychiater. “Die zei: jij hebt van huis uit nooit meegekregen hoe je relaties onderhoudt.”

Echt eenzaam maakte het hem niet. “Bij de Volkskrant, daar vond ik een familie.”

Na een tijdje helemaal niet werken tijdens de chemokuren, werkt hij nu dan ook tóch weer twee dagen per week. “Niet als chef hoor, dat zou ik niet meer kunnen. Ik heb wel minder energie.”

“We hebben een schandelijk mooie villa gehuurd op Sicilië. Het is even afwachten of ik het haal.” 

Ene r moet wel energie overblijven. Voor zijn broer, die erg belangrijk voor hem is. Voor de etentjes met vrienden. “Ik geniet ook ontzettend van de bioscoop. Ik lees alle kranten. Van een lange wandeling kan ik ook ontzettend genieten nu. Of van de sportschool.”

Dood mag komen

Wat het nieuwe jaar hem gaat brengen – de dood of toch nog niet – is ongewis. “Ik wil in juni op vakantie met mijn vrienden. We hebben een schandelijk mooie villa gehuurd op Sicilië. Die heb ik al betaald ook. Maar het is natuurlijk even afwachten of ik het wel haal.”

Geen spoortje angst in zijn stem, als hij het over de dood heeft. “Het zou me eigenlijk wel goed uitkomen als het na die vakantie snel klaar is.”

Hij weet al waar hij begraven wordt. Op Zorgvlied in Amsterdam. Onder een boom, op een troostrijke plek, vertelt hij tevreden: “Een vriend van mij heeft daar een graf voor drie personen. Zijn vriend Rob ligt er al, die is in de jaren ’90 overleden aan aids. Die heb ik ook heel goed gekend, een ongelofelijk leuke man. En die vriend van mij zelf wordt er ooit ook begraven. Maar er was dus nog een plekje vrij.”

Een ‘leuk idee’, vond Eelco het direct, toen zijn vriend voorstelde dat hij er wel bij mocht. Een fijne gedachte ook. Net als het hemeltje dat hij voor zichzelf heeft verzonnen. Lachend: “Op een witte wolk, zoals kinderen dat voor zich zien. Met Rob natuurlijk en een paar andere vrienden die zijn overleden. Die wil ik graag allemaal weer terugzien.”

Hemeltje bedacht

Eigenlijk is hij helemaal niet gelovig, vertelt hij: “Ik weet ook wel dat het een onzinnige gedachte is. Maar ik heb ‘m wel. Als je er heel nuchter over nadenkt dat er na zo’n spuitje niks meer is, lijk het net of het leven voor niks is geweest.” Over dat spuitje later meer.

Maar is het voor niks geweest, als er niets blijkt te zijn na die laatste adem? “Ik blijf in gedachten bij mensen. Dat weet ik zeker. Dat is je nalatenschap. Ze gaan zeker grapjes over mij maken.” Breed glimlachend voegt hij nog toe: “Over mijn tamelijk ontembare manier van leven.”

En ruig leven ligt achter hem, waarin hij vroeg volwassen werd. Waarin hij liefdevolle vrienden had, een hechte band met zijn broer, een mooie baan.

Voltooid

Voltooid, noemt hij zijn leven zelf. En straks, na die geboekte vakantie met zijn vrienden in die schandelijke mooie villa op Sicilië, is de dood van harte welkom.

Comfortabel achterover leunend in een lekkere stoel, in een zachte groene trui met capuchon en een beige joggingbroek, zegt hij: “Ik bevind me in een bevoorrechte situatie, dat snap ik ook wel. Ik ben alleen, ik laat geen gezin achter. En ik krijg heel veel steun van de mensen om me heen.”

Spuitje

Eelco was al bij zijn huisarts, om over euthanasie te praten. “Die mogelijkheid stelt me gerust. Ik heb het bij mijn moeder gezien, die viel na het eerste spuitje vredig in slaap. Dat lijkt me wel wat.”

Hoe dat slotakkoord er precies uit moet zien, weet hij nog niet. “Ik geloof wel dat ik het allerliefste alleen ga. Maar daar wil ik het nog met mijn broer over hebben.”

Waar hij aan gaat denken als het zover is? “Daar hoef ik mezelf geen illusies over te maken. Dat gaat zo snel met zo’n spuitje. Ik hoop dat het een moment is zoals dit, waarop ik vrolijk nadenk over mijn leven. Dat ik voel dat het bevredigend was, maar nu goed is geweest. En dat ik glimlachend in slaap val.”

Als de dood eenmaal onafwendbaar is, is het leuk om ‘m vrolijk tegemoet te treden, stelt Eelco. En hardop lachend: “Belastingaangifte doen, het huis schoonmaken…al die rotklusjes die straks niet meer hoeven, heerlijk!”

gepubliceerd door zondagintervieuw@rtl.nl

Wat vind jij van Eelco’s levenshouding?