Home > Over ons > Blogs > Karin vertelt over haar rouw en het nu….

Karin vertelt over haar rouw en het nu….

3 weken na de uitvaart, van haar plots overleden man Elbert Raadsen, zit ik op vrijdagmiddag 23 feruari bij Karin aan tafel voor ons nagesprek: zijn er nog vragen die ze heeft, wil ze dankkaartjes sturen, hoe kijkt ze terug op het afscheid maar vooral …. hoe is het nu met haar?


Ik luister naar haar, hoe zij haar verdriet heeft, ze vertelt over de momenten dat ze huilt, de gesprekken met haar 3 volwassen kinderen maar ook hoe zij heel bewust haar leven inricht nu, zij is nu hier op aarde en haar Elbert is uit de tijd gevallen …

Ik vind dat ze dit zo mooi omschrijft en vooral hoe ze omgaat met haar rouw. Ik vraag het haar op te schrijven voor andere rouwenden, misschien kunnen die er iets aan hebben want het is écht arbeid verrichten (zoals Manu Keisre het zo mooi omschrijft).

Diezelfde avond nog zet ze haar gedachtes op papier.

Ik wil ze heel graag (met toestemming van Karin uiteraard) met jullie delen.

rouw

Als iemand sterft dan is dat voor ons levende achterblijvers iets onvoorstelbaars.


In ieder geval heb ik dat zo ervaren alle keren dat er een naaste stierf.
Nee! was vaak een eerste reactie. Ik hoor het me nog zeggen toen ik 27 jaar geleden een telefoontje kreeg dat mijn jonge vader plots was overleden aan een hartstilstand.
Ik heb in die 27 jaar als mens en filosoof niet stilgezeten, ook niet in mijn hoofd.
Ik las en schreef over de dood. Ik praatte er met anderen over.
Eén van mijn denk-vaders is Seneca. Een stoïcijnse filosoof uit de tijd van het Romeinse rijk van Nero.
Vroeger, toen ik 16 was, las ik deze uitspraak van Seneca: “ik ben niet bang voor de dood, want, als ik er ben is de dood er niet en als de dood er is ben ik er niet.”
Wat overblijft in deze tweedeling van dood/niet dood is wat daar t u s s e n ligt.
Het lijden, de angst en niet te vergeten de dood van de ander.
Als jouw aller geliefde sterft, dan sterft er een stukje van jou, zo zie ik dat tenminste. Je zit in de liefde op de een of andere manier aan elkaar vast tot de dood je scheidt.


Het leven met de dood bood mij nog extra oefening voordat de dood van mijn liefje, 3 weken geleden, een schokkend, plots, feit was.
Hij kreeg 16 jaar geleden een hartinfarct. We hadden drie opgroeiende kinderen en een vol, werkend leven. En ineens was dát daar. Terwijl ik bij zijn bed zat op de intensive care, zat ik ook nog te denken aan de vakantie die we volgende week met de kinderen zouden gaan doen. Ik zág wat er aan de hand was en toch bleef ik in de oude, niet nu mogelijke, werkelijkheid, hangen. Een waas van ontkenning bleef me in die eerste dagen besturen. Langzaam kwam er de nieuwe werkelijkheid: een grondige operatie, met veel kansen en ook groot risico.
We gingen er voor! En er kwamen nog 16 mooie jaren.
Sinds die tijd ben ik me heel bewust gebleven van de mogelijkheden van het leven en de dood. Gekoesterd, geprezen, gevreesd en bevochten.
Dit kreeg in onze gesprekken samen regelmatig aandacht en soms zelfs met de kinderen. “Hoe moet het als jij zo maar ineens dood bent ?” Zei ik wel eens tegen hem. “Je kan het zei hij dan”. En ook spraken we over het sterven als het
u i t de t i j d gaan- .
Ik was waakzaam, eerlijk en ( niet altijd ) dankbaar in die jaren.
Dat we het leven met de kinderen zo hebben kunnen doen. We leefden de laatste jaren vanuit een missie iets in de wereld en voor de wereld te doen door maatschappelijk betrokken te zijn.
En toen was als een klap dat moment er. Mijn liefje stierf rennend in het bos. Van het ene moment op het andere moment.
Ik ontving het ( bijna ) doodsbericht berustend, diep geweten dat het kwam.
Ik was helder en wakker en vol ontsteltenis. Alles tegelijk, maar geen ontkenning, geen “nee! “
Ik kon, samen met de kinderen heldere beslissingen nemen. Over hoe wij dit afscheid van hem wilden doen.
Het afscheid is troostrijk geweest. En geeft basis voor verder leven.
De rouw krijgt een steun van de stroom van leven wat was in dankbaarheid en wat is en komt in vertrouwen en overgave.


Ik leef nu alleen, zonder hem, in de levens-tijd. Hij is daar niet meer bij.
De helft van mij is gestorven. En diezelfde helft van mij gaat ook weer ontluiken, als een nieuwe lente, een vruchtbare bodem op wat was, een spannende toekomst van mijn eigen leven, in de door hem, verwarmde dankbaarheid. Daarvan ben ik rotsvast overtuigd.
Ik doe mijn deuren open en ga de natuur in, ik oefen in het nieuwe leven, ik ben open naar de toekomt, waarin mij dit aardse leven nog gegeven is. Ik ben in de tijd! Ik moet! Ik leef nog! En dat wil ik ook!

Karin Glaubitz

Oprichter van Denklus

23 februari 2024